Winstneming en afdekking verliezen
Op basis van de geldende voorschriften (BBV) en het beleid van de provincie in het kader van het financieel toezicht op de gemeenten, dient bij de grondexploitatie het principe van ‘goed koopmansgebruik’ toegepast te worden. Dit houdt in dat (nagenoeg) vaststaande verliezen meteen moeten worden genomen/afgedekt (voorzichtigheidsprincipe) en dat winsten eerst mogen worden genomen als die ook daadwerkelijk zijn behaald (realisatieprincipe).
Bij de jaarlijkse opstelling/actualisering van het Meerjarenperspectief van het grondbedrijf en het opmaken van de programmarekening worden deze principes dan ook gehanteerd.
Tussentijdse winstneming in een lopende exploitatie is alleen verantwoord als het saldo van de gerealiseerde opbrengst positief is nadat rekening is gehouden met nog te maken kosten die voortvloeien uit de al ontvangen opbrengsten. Verder dient tegelijkertijd nagegaan te worden of het nog niet gerealiseerde gedeelte van de exploitatie zichzelf minimaal kan bedruipen. Zo ja, dan is tussentijdse winstneming acceptabel.
Deze tussentijdse winstnemingen dienen - voor zover daar in de exploitatieopzet nog geen rekening mee is gehouden - contant gemaakt te worden voor het aantal jaren dat de winstneming eerder geschiedt dan de einddatum van de exploitatie. Dit is vanwege het optredende rente-effect van de tussentijdse winstnemingen in die exploitatie.