Financiering
Kortlopende financiering
Sinds enkele jaren is de kortlopende financieringsrente bij de Europese Centrale Bank (ECB) negatief. De ECB gebruikt deze rente voor het beheersen van de geldmarkt en voor het beheersen van de inflatie, ter stimulering van de Europese economie. Dit betekent dat de banken rente moeten betalen indien ze geld stallen bij de ECB, maar ook dat o.a. gemeenten rente ontvangen bij kortlopende financiering.
De huidige rentepercentages voor financieringsmiddelen voor de korte termijn zijn veelal gekoppeld aan de Euribor-rentes en zijn momenteel nog steeds zeer laag.Veel experts verwachten de komende tijd een stabiel renteverloop. Maar vanwege alle economische onzekerheden blijft het heel lastig om een voorspelling af te geven.
Naast de rekening-courant en kasgeldleningen kent de gemeente Uden geen kortlopende leningenportefuille.
Langlopende financiering (kapitaalmarkt)
De langlopende rente voor de Nederlandse publieke sector rentes zijn sinds medio 2021 weer fors gestegen. De hogere rentes zijn het gevolg van marktverwachtingen dat de Europese Centrale Bank in de zomer een punt zal zetten achter de grootschalige obligatieaankopen en vervolgens later in het jaar de rente zal verhogen. De Oekraïense crisis heeft een dempend effect op kapitaalmarktrentes. Een verdere escalatie van de crisis kan (tijdelijk) voor lagere rentes en terughoudendheid bij geldgevers zorgen. Rente over leningen met looptijden van 25 jaar is momenteel ongeveer 1,40%
De financieringspositie wordt onder andere bepaald op basis van een aantal verplichte financiële kengetallen. Hierop wordt actief gestuurd. Deze kengetallen zijn opgenomen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing.
Financieringspositie
De financieringspositie ultimo 2021 was als volgt:
Balans per 31 december 2021 (in miljoenen euro's) | |||
---|---|---|---|
Immateriële vaste activa
-kosten onderzoek en ontwikkeling bouwgrond -bijdrage aan activa in eigendom van derden |
0,7 | Eigen vermogen
-algemene reserves -bestemmingsreserves-jaarrekeningresultaat |
87,7 |
Materiële Vaste activa
-gronden en terreinen -gebouwen-wegen, riolering, etc. -machines |
138,3 | Voorzieningen
-t.b.v.verplichtingen -t.b.v. risico's-t.b.v.kosten volgend jaar -t.b.v.specifieke bestedingen |
25,8 |
Financiële Vaste Activa -verstrekte leningen (woningbouwcorp./derden) -aandelen -overige langlopende vorderingen |
9,4 |
Leningen -opgenomen geldleningen van banken |
58,8 |
Totaal vaste activa | 148,4 | Totaal vaste passiva | 172,3 |
Voorraden -bouwgronden in exploitatie |
30,1 | ||
Overige kortlopende activa -debiteuren/Nog te ontvangen bedragen -kas-/banksaldi |
18,2 |
Kortlopende passiva -crediteuren (nog te betalen bedragen) -overlopende passiva -vooruitontvangsten Rijk |
24,4 |
Totaal vlottende activa | 48,3 | Totaal vlottende passiva | 24,4 |
Balanstotaal | 196,7 | Balanstotaal | 196,7 |
In de uitvoering van de treasuryfunctie streven wij ernaar om langlopende zaken ook langlopend te financieren, en kortlopende activa min of meer in evenwicht te houden met kortlopende passiva. De financiering van de gemeentelijke activa vindt plaats met liquide middelen indien aanwezig en anders met het aantrekken van geldleningen.
Het meerjarig beeld van de financieringspositie is nog steeds lastig te bepalen. Een aanzienlijk aantal investeringen dient nog opgepakt te worden. Zie hiervoor de bijlage Staat van onderhanden werken. Om dit mogelijk te maken wordt voor drie jaar tijdelijk extra capaciteit ingehuurd.
Over het verloop van de grondexploitatie zijn we positiever. Zowel op de particuliere woningmarkt als bij bedrijventerreinen is er veel vraag. Vertragende omstandigheden hierbij zijn echter ecologische en geologische vondsten. Andere vertragende factoren zijn lopende procedures, het stikstof- en PFASbesluit en COVID-19. Na het sluiten van de boeken voor Programmarekening 2021 zijn er een paar aktes gepasseerd bij de notaris. We verwachten dan ook dat het geïnvesteerd vermogen in de grondexploitatie zal dalen (doordat bouwkavels verkocht worden). Bij het afsluiten van geldleningen zal met deze verwachting rekening worden gehouden.
Zie verder ook de paragraaf grondbeleid van deze programmarekening 2021.
Kasstroom
In onderstaand overzicht vindt u een weergave van het kasstroomoverzicht. Een kasstroomoverzicht is een overzicht van de feitelijke geldstromen die in een organisatie in de loop van een boekjaar binnenkomen en uitgaan. Op basis van dit overzicht kan geconcludeerd worden dat we 2021 afsluiten met een licht financieringstekort. Zoals zichtbaar is in het overzicht en in de programmabegroting 2022 zal er in 2022 naar verwachting weer een fors financieringstekort zijn, waardoor een langlopende lening afgesloten zal moeten worden. De forse negatieve kasstroom overstijgt namelijk de kasgeldlimiet.
Kasstroomoverzicht
Toelichting onderdelen kasstroomoverzicht:
Kasstroom uit operationele activiteiten: Het eerste deel beschrijft de kasstromen die voortvloeien uit de bedrijfsvoering. Dit begint met het rekening-/begrotingsaldo zoals die is vermeld in de programmarekening/-begroting en corrigeert dit bedrag op een aantal punten (geen uitgaven of ontvangsten).
Kasstromen uit investeringsactiviteiten: het gaat hierbij om de investeringen in materiele vaste activa. Eventuele desinvesteringen worden hierop in mindering gebracht. De investeringen uit investeringsactiviteiten zijn over het algemeen negatief, want betreffen een uitgaande kasstroom. Kasstromen uit investeringsactiviteiten betreffen uitgaven die op de balans geactiveerd worden.
Kasstroom uit financieringsactiviteiten: dit betreffen de opnamen/aflossingen van langlopende geldleningen/kasgeldleniningen. Ook geldleningen worden op de balans geactiveerd.
Inzicht rentelasten/-baten
Bij de wijzigingen van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en de invoering van de Vennootschapsbelasting (VPB) voor de lagere overheden, is de toerekening van rente een belangrijk aandachtspunt. Hiertoe is de notitie rente 2017 (PDF, 453.8 kB) van de Commissie BBV verschenen. In de notitie wordt ingegaan op de verwerking van de rentelasten en –baten in de begroting en jaarstukken.
Doelstelling van deze notitie is het bevorderen van een eenduidige handelwijze met betrekking tot rente door gemeenten (harmonisering), stimuleren dat gemeenten de (verwachte) werkelijke rentelasten opnemen in de begroting en de jaarstukken, en het eenduidig inzichtelijk maken van de wijze waarop de gemeenten met rente zijn omgegaan (transparantie). Hoe met de rente moet worden omgegaan bij de grondexploitatie, staat beschreven in de notitie grondbeleid 2019 (PDF, 1.3 MB).
Uitgangspunten uit deze notities zijn:
- Het aantrekken en verstrekken van een lening betreft een treasury activiteit. De met deze activiteit gepaard gaande rentelasten en rentebaten behoren op het taakveld Treasury (programma 9 Bedrijfsvoering).
- Aanbeveling is om geen rentevergoeding te rekenen over het eigen vermogen en de voorzieningen. Als er wel een rentevergoeding over het eigen vermogen en/of de voorzieningen wordt berekend, dan is deze vergoeding maximaal het rentepercentage dat is gebaseerd op het gewogen samenstel van de (bruto) externe rentelasten over het totaal van de lang en kort aangetrokken financieringsmiddelen.
- De omslagrente wordt berekend door de aan de taakvelden toe te rekenen rente (in euro’s) te delen door de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. De omslagrente moet vervolgens op consistente en eenduidige wijze worden toegerekend aan de individuele activa. Het is niet toegestaan om per investering of taakveld te differentiëren in het toe te rekenen rentepercentage. Het bij de begroting (voor)gecalculeerde omslagrente-percentage mag binnen een marge van 0,5% worden afgerond.
- Indien de werkelijke rentelasten in euro’s die over een jaar aan taakvelden hadden moeten worden doorbelast, afwijken van de rentelasten in euro’s die op basis van de voorgecalculeerde renteomslag aan de taakvelden zijn toegerekend, dan kan de gemeente besluiten tot correctie. Correctie wordt verplicht gesteld indien deze afwijking groter is dan 25%.
- De commissie BBV adviseert het renteschema uit deze notitie in de paragraaf Financiering van de begroting en jaarstukken op te nemen. Hiermee wordt inzicht gegeven in de rentelasten externe financiering, het renteresultaat en de wijze van rentetoerekening.
Schematisch kan de rentetoerekening als volgt weergegeven worden.
Schema rentetoerekening 2021
Begroot 2021 inclusief wijzigingen |
Werkelijk 2021 |
||
a. | De externe rentelasten over de korte en lange financiering | € 2.482.657 | € 2.457.763 |
b. | De externe rentebaten (idem) | - € 337.374 | - € 358.484 |
Totaal door te rekenen externe rente | € 2.145.283 | € 2.099.280 | |
c1. | De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend | - € 1.248.385 | - € 1.248.385 |
c2. | De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend |
- € 268.005 | - € 268.005 |
c3. |
De rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken (= projectfinanciering), die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend |
€ 287.857 | € 308.967 |
Saldo door te rekenen externe rente | € 916.750 | €1.207.423 | |
d1. | Rente over eigen vermogen | € 201.293 | € 191.855 |
d2. | Rente over voorzieningen | € 24.389 | € 24.389 |
Totaal aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) | € 1.142.432 | € 1.108.101 | |
e. | De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) | - € 1.425.583 | - € 1.316.317 |
f. | (negatief) Renteresultaat op het taakveld Treasury | -€ 283.151 | -€ 208.216 |
Ad. a: Betret de rentelasten over de reeds opgenomen langlopende geldleningen en onze rekening-courant.
Ad. b: Betreft de renteopbrengsten over de verstrekte langlopende leningen aan Area en derden en overige rentebaten (bijv. rente starterslenigen).
Ad. c1: De toe te rekenen rente aan de grondexploitatie (Bouwgronden In Exploitatie) betreft het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille van de gemeente, naar verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen, indien geen sprake is van projectfinanciering (volgens de notitie grondbeleid 2019 (PDF, 1.3 MB) van de commissie BBV). Voor 2020 bedraagt dit 2,40%. Jaarlijks zal dit percentage herrekend moeten worden.
Ad. c2: Wanneer specifieke leningen extern zijn aangetrokken om deze vervolgens voor hetzelfde bedrag door te verstrekken aan een derde partij, wordt dit ook gezien als projectfinanciering. Dit betekent dat de rentelasten en -baten niet opgenomen worden in de renteomslag. Voor Uden betreft dit 4 geldleningen die doorgeleend zijn aan woningbouwcorporatie Area.
Ad. c3: Dit betreft de rentebaten van de doorgeleende geldleningen aan stichting Area en overige rentebaten (zie ook C2).
Ad. d1: Dit betreft de rentetoevoeging aan de bestemmingsreserves dekking kapitaallasten
- nr. 9 dekking kapitaallasten: rentetoevoeging van 2,15%
- nr. 29 dekking kapitaallasten vanaf 2017 van 1,00%
- nr. 31 dekking kapitaallasten vanaf 2020 van 1,00%
Deze reserve dient ter dekking van kapitaallasten van diverse investeringen. Voor meer informatie, zie de herijking reserves en voorzieningen.
Ad. d2: Dit betreft de rentetoevoeging aan de voorziening nr. 7011 Afkoop onderhoud begraafplaats (4,0%). Deze voorziening is op contante waarde gewaardeerd. In dat geval is rentetoevoeging aan de voorziening toegestaan.
Ad. e/f: De totaal aan taakvelden toe te rekenen rente bedraagt €1.316.317. De omslagrente wordt berekend door de werkelijk aan de taakvelden toe te rekenen rente (in euro’s) te delen door de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. Op basis van de uitgangspunten in de notitie rente, mag het omslagpercentage op een half procent worden afgerond om een consistent percentage te kunnen hanteren. Via de 2e bestuursrapportage is het rente-omslagpercentage aangepast naar 1,0%. De werkelijke rentelasten die worden doorbelast mogen maximaal 25% afwijken van de voorgecalculeerde renteomslag van 1,0%.
Door het afronden van het omslagpercentage ontstaat een (begroot) renteresultaat. Zoals te zien is in het renteschema is het werkelijke renteresultaat €75.000 lager dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat niet alle investeringen gerealiseerd zijn, waardoor minder rentelasten doorbelast kan worden. Dit leidt tot een nadeel voor het renteresultaat maar tot een voordeel op de diverse taakvelden.