Toelichting algemene uitkering uit het gemeentefonds
Het gemeentefonds is de grootste inkomstenbron van gemeenten. De ontwikkeling ervan bepaalt in belangrijke mate onze financiële ruimte.
Drie keer per jaar worden gemeente geïnformeerd over de gemeentefondsuitkeringen:
- In mei/juni op basis van de Voorjaarsnota van het Rijk
- In september op basis van de Miljoenennota
- In december op basis van de Najaarsnota
Het Rijk informeert de gemeenten via zogenoemde circulaires (meicirculaire, septembercirculaire en decembercirculaire). In de Programmabegroting baseren we ons op de ontwikkelingen zoals vastgelegd in de meicirculaire.
De ontwikkeling van de algemene uitkering wordt grotendeels bepaald door de ontwikkelingen van de Rijksuitgaven. Dit gebeurt volgens de normeringssystematiek. Het gemeentefonds groeit of krimpt met de ontwikkelingen van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Hier wordt het principe gehanteerd van samen de trap op, samen de trap af.
Is de algemene uitkering uit het gemeentefonds vrij te besteden?
De algemene uitkering uit het gemeentefonds heeft verschillende verschijningsvormen; normale uitkering (= algemeen gedeelte), integratie-uitkering en decentralisatie-uitkering. Met ingang van 2015 is hier aan toegevoegd het Deelfonds sociaal domein.
Voor wat betreft de normale uitkering, integratie-uitkering en decentralisatie-uitkering zijn gemeenten vrij in hun besteding. De Raad heeft er voor gekozen om de integratie-uitkering WMO te oormerken voor de uitvoering van de WMO. Ook heeft de Raad op verzoek van de staatsecretaris besloten om de decentralisatie-uitkering vergunningverlening, toezicht en handhaving die in het kader van de Wet Milieubeheer is overgegaan van de provincie naar gemeenten één op één door te zetten naar de Omgevingsdienst Brabant Noord. Dit om de werkzaamheden hiervoor de continueren.
Verder is het beleid dat indien afdelingen een aanvraag voor een decentralisatie-uitkering geïnitieerd hebben zij bij toekenning de middelen ook hiervoor in mogen zetten.
Ook gebruikt het Rijk de algemene uitkering om bijvoorbeeld middelen beschikbaar te stellen voor het organiseren van verkiezingen of voor uitvoeringskosten van bijvoorbeeld de participatiewet. In principe zijn dit vrije middelen die de gemeente mag inzetten om al haar (wettelijke) taken uit te voeren. Neemt niet weg dat in de praktijk vaak bij het voorbereiden van een offerte verwezen wordt naar deze middelen en ze dus min of meer geclaimd worden.
Onderstaand de omvang van de algemene uitkering uit het gemeentefonds zoals is opgenomen in de Programmabegroting 2015. Zie ook het Bestedings- en dekkingsplan.
Het deelfonds Sociaal domein
Het deelfonds Sociaal domein wordt voor een periode van 3 jaar ingesteld (2015-2017). Het bevat integratie-uitkeringen ten behoeve van de nieuwe WMO, jeugdzorg en Participatiewet. In het kader van de integrale benadering van de doelgroepen kunnen de gelden ontschot worden ingezet. Er is wel een bestedingsverplichting aan taken binnen de 3-D’s. Bij onderbesteding is reservering toegestaan.
Zowel voor de WMO als voor de Jeugdzorg wordt nog gewerkt met een verdeelmodel op basis van historische kosten. Met ingang van 2016 zal dit plaatsvinden op basis van het objectieve model. De verwachting is dat in december van dit jaar er meer duidelijkheid is over wat dit financieel voor de gemeente Uden gaat betekenen. Het budget WMO zal naar verwachting in september bekend zijn.
De indicatieve budgetten van het Participatiebudget 2015 zijn medio juni openbaar gemaakt. In het Participatiebudget 2015 zijn budgetten Wsw (zittend bestand Wsw, € 9.272.860), het budget voor de nieuwe doelgroep van de Participatiewet en de bestaande re-integratiemiddelen voor de huidige doelgroep samengevoegd (voor Uden € 888.080).
Het uitgangspunt voor de verdeling van de middelen Wsw, is de per gemeente geschatte daling van het benodigde aantal arbeidsplaatsen op basis van de uitstroomkans van Sw- werknemers in de betreffende gemeente. Hiermee wordt zo zorgvuldig mogelijk aangesloten bij het aantal zittende werknemers dat in komende jaren nog in dienst is bij een gemeente.
De middelen voor de nieuwe doelgroep worden verdeeld op basis van de historische instroom in de wachtlijst Wsw en in de werkregeling Wajong. De bedragen voor de nieuwe doelgroep zijn in de overzichten samengevoegd met de middelen voor de huidige doelgroep.
Voor de middelen die gemeenten krijgen voor de huidige doelgroep gaat een nieuw verdeelmodel gebruikt worden. Een nieuwe verdeling van middelen gaat altijd gepaard met plussen en minnen voor bepaalde gemeenten. Door een ingroeiperiode van drie jaar worden deze herverdeeleffecten geleidelijk doorgevoerd en hebben de gemeenten de mogelijkheid om zich aan de nieuwe omstandigheden aan te passen. In drie jaar tijd wordt het oude bedrag afgebouwd en het nieuwe opgebouwd. Zo geldt dat in het eerste jaar nog dat 75% van het budget op basis van het toegekende budget 2014 wordt verdeeld en 25% volgens het nieuwe model.
De verdeling van de middelen voor de huidige doelgroep zal plaatsvinden op basis van de factoren totale doelgroep, gemiddelde re-integratie-uitgaven per inwoner, bijstandsontvangers, lager opgeleiden en bereikbare banen.
De verdeelmaatstaf bereikbare banen is verhoudingsgewijs gunstig voor gemeenten in regio’s met een zwakke arbeidsmarkt. Dit komt tegemoet aan de wens van de Tweede Kamer, zoals neergelegd in de motie Kerstens c.s. Wel geldt voor alle gemeenten, conform het regeerakkoord, een algemene korting van 8% in 2015.