Beleid
Een samenwerkingsverband is bedoeld om beleidsdoelen te bereiken. Hoe kun je daar grip op krijgen?
De gemeenteraad van Uden heeft in het verleden besloten verbeterpunten, ten behoeve van de kaderstellende en controlerende functie van gemeenteraden op de ‘zware’ samenwerkingsverbanden, over te nemen. Voortbordurend hierop hebben de griffiers van Noord-Oost Brabant in het rapport ‘Grip op regionale samenwerkingsverbanden’ verbetervoorstellen gepresenteerd, om de sturing van de raden op de regionale samenwerking te versterken. Deze voorstellen zijn inmiddels ingevoerd.
In het voorstel worden de presidia voorgesteld om een focus/prioritering op een aantal samenwerkingsverbanden te leggen. En voor deze samenwerkingsverbanden één of twee raadsrapporteurs aan te wijzen, die de besluitvorming procesmatig kunnen voorbereiden en de raad kunnen voorzien van informatie. Daarnaast wordt met een interactief proces eens per 4 jaar samen met de raden een concept meerjarig beleidsplan opgesteld.
Er wordt ook voorgesteld om de samenwerking tussen de raden onderling te verbeteren door een regionaal informatiesysteem voor de raden te ontwikkelen en de vergadercycli op elkaar af te stemmen. Tevens stelt men voor om tweemaal per jaar een regionale beeldvormende bijeenkomst te organiseren om meer interactie met de samenwerkingsverbanden te krijgen. Afsluitend wordt het introduceren van adoptiegriffiers voorgesteld om raden bij belangrijke beslissingen vroegtijdig in positie te kunnen brengen.
Inmiddels proberen de griffiers, na de implementatie, de raden in een positie te brengen waarin zij meer grip krijgen op de GR-en. Dit gebeurt deels binnen de eigen gemeente, deels met elkaar. Zo proberen de griffiers ervoor te zorgen dat de planning van de raadsvergaderingen rondom de GR-en zo veel als mogelijk op elkaar is afgestemd. Tevens zijn er adoptiegriffiers voor een aantal regelingen: Jeugd, ODBN, Veiligheidsregio, Regio Noordoost Brabant en GGD.
Deze adoptiegriffiers hebben periodiek overleg over de stand van zaken m.b.t. de GR. Zij bespreken of er zaken zijn waar de raad bij betrokken moet worden, en adviseren op welke wijze de raden het best betrokken kunnen worden. Dit om de raden in staat te stellen hun kaderstellende en controlerende rol te kunnen uitvoeren.
Vooraf was afgesproken om na 2 jaar te evalueren en daarmee is in het najaar 2019 een start gemaakt. Planning is om dit af te ronden in de zomer van 2020.
ln de evaluatie staan in principe twee vragen centraal:
- ln hoeverre zijn de in GRIP voorgestelde maatregelen uitgevoerd?
- Hebben de maatregelen bijgedragen aan de in GRIP gedefinieerde doelen?
Vraag is 1 is eenvoudig te beantwoorden, de genoemde maatregelen zijn allen uitgevoerd.
De nadruk in de evaluatie ligt daarom op de tweede vraag, in hoeverre hebben de uitgevoerde maatregelen daadwerkelijk geleid tot verbeteringen?
Voor deze vraag zijn o.a. de volgende deelvragen opgesteld:
- Heeft de focus op een beperkt aantal regelingen geleid tot (meer) duidelijkheid en betrokkenheid bij deze regelingen? Wat doen we met jeugdzorg en WMO die een afwijkende regionale organisatievorm hebben?
- Wat is het gebruik van en waardering voor het regionale iBabs? Zijn er verbeteringen mogelijk?
- Heeft de strakkere planning van zienswijzetrajecten en vergadercycli geleid tot een makkelijkere inpassing van raadsvoorstellen over regionale samenwerking in de raadscycli en tot onderlinge uitwisseling van standpunten en moties?
- Wat is de deelname aan en de waardering voor de regionale bijeenkomsten? Hebben deze geleid tot meer kennis over en betrokkenheid bij de samenwerkingsverbanden?
- Heeft het systeem van de adoptiegriffiers geleid tot een betere communicatie tussen griffiers en samenwerkingsverbanden en tot een betere samenwerking?
- Welke aanvullende maatregelen zijn denkbaar om de samenwerking te versterken?
De beantwoording van deze deelvragen zal gebeuren door de drie doelgroepen: raadsleden, bestuurders/medewerkers van samenwerkingsverbanden en de griffiers. Er is destijds geen nulmeting uitgevoerd dus het onderzoek zal er bij raadsleden vooral op gericht zijn om vast te stellen hoe ze de huidige situatie ervaren en hoe de waardering is voor de op de raadsleden gerichte maatregelen. Daarnaast zullen enquêtes gehouden worden aangevuld met verdiepende interviews.
Het streven van de werkgroep is er met name op gericht om een indicatie te krijgen in welke richting verdere verbeteringen nog gezocht kunnen worden. Resultaten worden in de zomer van 2020 verwacht.