Financieel-economische uitgangspunten 2021
Financieel economisch perspectief
In maart is het Centraal Economisch Plan 2020 gepresenteerd, met hierin een update van het economisch perspectief. Eind maart heeft het Centraal Planbureau vier verschillende scenario’s gepubliceerd van de mogelijke financiële impact van het coronavirus in 2020 en 2021. De scenario’s hanteren verschillende uitgangspunten voor de duur van de contactbeperkingen en de diepte van de economische doorwerking. Onderstaand zijn die scenario's weergegeven.
We zijn blij dat we de afgelopen jaren gewerkt hebben aan een robuuste financiële positie. Onze gezonde financiële positie wordt vanaf nu zwaar op de proef gesteld en zal naar het zich laat aanzien zelfs onvoldoende zijn voor de komende jaren. Welk scenario ook werkelijkheid wordt, een recessie is niet uit te sluiten. Een recessie ingegeven door een virus in plaats van door economisch handelen. Onbekend terrein voor een ieder. Op 6 mei 2020 presenteerde de Europese Commissie haar prognoses. Zij gaat uit van een krimp in 2020 van gemiddeld 7,7%. De economie trekt vervolgens aan om met ingang van 2021 wederom een groei te laten zien van gemiddeld 6,3%.
Ontwikkeling Gemeentefonds
Onze grootste inkomstenbron, de algemene uitkering uit het Gemeentefonds, wordt in 2020 herijkt. Een nieuwe verdeling van de middelen is aangekondigd. De modellen laten zien dat dit nadelig gaat uitpakken voor (kleinere) plattelandsgemeente. Het Kabinet heeft besloten om de doorvoering uit te stellen tot 2022. Pas op het einde van 2020 zullen de contouren hiervan helder in beeld zijn. De gemeente Uden en na 2022 de gemeente Maashorst zal er als kleinere plattelandsgemeente zeker nadeel van ondervinden.
Voor nieuw beleid ontvangen gemeenten het zogenoemde accres. Dit is de groei in de algemene uitkering als gevolg van de overheidsuitgaven. Maar het rijk zet nu vooral in op het financieel ondersteunen van ondernemers. Dit als gevolg van de coronacrisis. Deze uitgaven tellen niet mee voor het accres. Een groei in de algemene uitkering verwachten we dan ook niet.
Harmonisatie financieel economische uitgangspunten Programmabegroting 2020 gemeenten Uden en Landerd
Bij het opstellen van de begroting en de meerjarenbegroting maken gemeenten ieder jaar een keuze bij het te hanteren loon- en prijspercentage. Welke percentages worden gebruikt voor het komend jaar en welke voor de meerjarenraming. In de praktijk gaan gemeenten hier divers mee om. Een tweede keuze die gemeenten moeten maken is of de meerjarenbegroting gebaseerd wordt op lopende prijzen of op constante prijzen.
In het geval van lopende prijzen worden alle ramingen verhoogd met de verwachte prijsstijgingen in ieder jaar.
In het geval van constante prijzen worden er geen prognoses voor prijsstijgingen gedaan voor de meerjarenbegroting.
Welke lijn een gemeente ook kiest, het is belangrijk dat de lijn consequent wordt doorgetrokken zowel bij de uitgaven als bij de inkomsten. Een misrekening is namelijk zo gemaakt en de gevolgen zijn dan aanzienlijk.
Nu Uden en Landerd samen gaan, is het van belang om ook gezamenlijk een standpunt in te nemen over de financieel economische uitgangspunten 2021. Beide gemeenten willen namelijk in aanloop naar de samenvoeging een eenduidige Programmabegroting 2021 samenstellen. ‘Appels met appels vergelijken’. Die begroting is namelijk het basisdocument voor de samen op te stellen eerste Programmabegroting 2022 van de nieuwe gemeente Maashorst.
Momenteel hanteren beide gemeente een ander systeem. In goed overleg ligt er nu een voorstel om te kiezen voor het systeem van ‘Begroten op basis van lopende lonen en prijzen' in het nieuwe begrotingsjaar en deze lijn constant te houden bij de berekening van de meerjarenbegroting.
Argumenten:
- Het hanteren van constante prijzen is eenvoudiger. Het eerste jaar hanteer je de lopende loon- en prijsontwikkeling. Voor de jaren daarna wordt de stijging op 0 gehouden. Eenvoudiger betekent minder kans op fouten, minder bewerkelijk en minder uitzonderingen.
- De ontwikkeling van lonen kent zijn eigen dynamiek. We hanteren voor de prognose van de ambtenarenlonen de geldende cao. Deze staat los van eventuele loonontwikkelingen, zoals gemeld in de Macro Economische Verkenning van het Centraal Economisch Planbureau of die worden gehanteerd door het ministerie van BZK in de Miljoenennota.
- De loon- en prijsontwikkeling van een aantal gesubsidieerde instellingen, gemeenschappelijke regelingen en samenwerkingsverbanden kent ook zijn eigen dynamiek. Daar waar gemeenten meerjarige financiële afspraken hebben gemaakt worden die afspraken ook gevolgd en geldt niet de loon- en prijscompensatie van het Centraal planbureau ( prijs netto materiële overheidsconsumptie (imoc)). Denk aan het contractueel volgen van andere cao’s of prijsindexen.
Bovenstaand in ogenschouw nemend komen we op de volgende uitgangspunten voor Begrotingsnotitie 2021 / Programmabegroting 2021:
Onderwerp | Uitgangspunt 2021 |
---|---|
Algemeen | Lasten en baten worden op bestaand beleid geraamd, inclusief de besluiten van de raad tot en met juli 2020. |
Nieuw beleid of gewijzigd beleid wordt getoetst aan het controleprotocol (conform artikel 21 wet Ahri) en expliciet toegelicht in het bestedings- en dekkingsplan. Beleid opgenomen in het vigerende coalitieprogramma zien we hierbij als ‘bestaand beleid’. | |
Aantal inwoners Uden | De rekeneenheid voor het aantal inwoners per 1 januari 2021 (‘Bevolkings- en woningbehoefte prognose Noord-Brabant’ van Provincie Noord-Brabant, geactualiseerd 31 mei 2017’). |
Aantal woonruimten in Uden | De rekeneenheid voor het aantal woonruimten per 1 januari 2021 is op basis van de betalingsspecificatie algemene uitkering eind mei 2020 (woonfunctie 18.669, logiesfuncties 154, uitwonende studenten 65). |
Prijsstijging | Voor de prijsstijging in 2021 baseren we ons op de verwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB) voor prijs netto materiële overheidsconsumptie (imoc): Bron: Kerngegevens voor Nederland 2018-2021 raming maart 2020. Voor 2021 is dat percentage 1,7 % (was in 2020 1,5%). Daar waar prijsstijgingen contractueel vastgelegd zijn houden we vast aan die percentages.. |
Prijsstijging meerjarenbegroting | In de meerjarenbegroting hanteren we het principe van constante prijzen. |
Personeelskosten | De loonkosten van het gemeentelijk personeel berekenen we op basis van de vastgestelde formatie op 1 april 2020. |
De cao loopt tot en met 31 december 2020. Voor 2021 e.v. houden we ons vast aan de verwachting van het Centraal Planbureau (CPB) voor loonvoet sector overheid 3,1% (Zie Centraal Economisch Plan 2020). | |
Werkkostenregeling | Voor de werkkostenregeling is maximaal het wettelijk toegestane budget beschikbaar van 1,7% over de 1e 400.000 en daarna 1,2% van de fiscale loonsom. |
Onroerende zaakbelastingen (tbv berekening algemene uitkering) |
De waardebepaling voor woningen en niet-woningen stellen we vast aan de hand van de waarde peildatum 1 januari 2020 (BSOB). Deze waarde vermeerderen we met de te verwachte nieuwbouwwaarde tm peildatum 1 juni 2020) . Waarde mutaties compenseren we in het tarief (dat wil zeggen, een gelijkblijvende opbrengst). |
Onroerende zaakbelastingen (tbv berekening opbrengst OZB) |
De totaalopbrengst wordt voor 2021 verhoogd met de prijsindexering (netto materiële overheidsconsumptie). Eventuele extra verhogingen worden als nieuw beleid toegelicht in het bestedings- en dekkingsplan. |
Tarievenbeleid | Voor de tarieven van rioolheffing en afvalstoffenheffing gaan we uit van 100% kostendekkend. Leges worden bepaald op basis van begrote kosten en afgesproken kostendekkendheidpercentages. |
Gronden | Het aantal geraamde m2 grondverkopen is gebaseerd op de actuele en te verwachten afzetprognoses voor woningen en bedrijventerreinen, zoals vastgelegd in het MJP 2020. De grondprijzen per complex zijn conform het grondprijsbeleid 2020 (maart 2020). |
Te ontvangen huren | We verwerken de contractueel overeengekomen prijsaanpassingen. Voor de overige ramingen sluiten we aan bij de prijsstijging (netto materiele overheidsconsumptie). |
Subsidies | Voor de indexering houden we vast aan het percentage voor prijs netto materiële overheidsconsumptie (imoc). |
Algemene uitkering |
We ramen de algemene uitkering uit het Gemeentefonds op basis van de meicirculaire 2020. De algemene uitkering zien we als vrij besteedbare middelen ter dekking van de wensen van college en raad. We volgen hierbij het gestelde in de Financiële verhoudingswet. |
Verbonden partijen | De bijdragen voor verbonden partijen zijn gebaseerd op kadernota’s en begrotingen 2021 van de verbonden partijen. |
Rente | Voor de berekening van de totale rentekosten tellen we alle betaalde rente over aangetrokken lang- en kortlopende gelden op. De terugontvangen rente van derden wordt hiermee verminderd. We berekenen 1,5% over onze eigen financieringsmiddelen (renteomslag). We hanteren de rentenotitie van de BBV. |
Rente langlopende geldleningen | Voor toekomstige financieringsbehoefte rekenen met een rentepercentage voor langlopende leningen 25 jaar. |
Rente grondbedrijf | De toe te rekenen rente aan de grondexploitatie (Bouwgronden In Exploitatie) betreft het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille van de gemeente, naar verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen, indien geen sprake is van projectfinanciering (volgens de notitie grondexploitaties 2016 van de commissie BBV). Jaarlijks zal dit percentage herrekend moeten worden. |
Rente voorzieningen | Rentetoevoegingen aan voorzieningen zijn niet toegestaan, tenzij voorzieningen op contante waarde zijn gewaardeerd. Voor Uden betreft dit momenteel de voorziening begrafenisrechten. Indirect ook de voorziening pensioenverplichtingen, maar daar is de rente opgenomen in de berekening van Raet/Visma. |
Afschrijvingen | Het afschrijvingsbeleid dat wij hanteren is vastgelegd in de Financiële verordening gemeente Uden. |
Overhead | Overhead wordt niet doorbelast. Overhead wordt alleen toegerekend aan grondexploitaties en investeringen. Daar waar sprake is van ‘tarieven’ berekenen we de overhead extracomptabel. |
Vervangingsinvesteringen | Vervangingsinvesteringen worden geïnventariseerd en beoordeeld bij de Begrotingsnotitie. Bij noodzaak tot vervanging worden de lasten opgenomen in het basisbeeld. |
Onvoorzien | We hanteren hiervoor een incidentele post van € 25.000. Gelet op het GTK stellen we voor om dit vanaf 2021 structureel op te nemen voor het bedrag van €25.000. |